Is er een manier om bramen te voorkomen bij het gebruik van lasersnijmachines?
Het antwoord is ja. Tijdens het snijden van plaatwerk beïnvloeden de parameterinstelling, de gaszuiverheid en de luchtdruk van de fiberlasersnijmachine de verwerkingskwaliteit. Deze moeten zorgvuldig worden ingesteld op basis van het te verwerken materiaal om het beste resultaat te bereiken.
Bramen zijn eigenlijk overtollige residudeeltjes op het oppervlak van metalen materialen. Wanneer demetaallasersnijmachineTijdens de bewerking van het werkstuk bestraalt de laserstraal het oppervlak van het werkstuk en verdampt de gegenereerde energie het oppervlak van het werkstuk om het snijdoel te bereiken. Tijdens het snijden wordt een hulpgas gebruikt om de slak van het metaaloppervlak snel weg te blazen, zodat het snijgedeelte glad en braamvrij is. Verschillende hulpgassen worden gebruikt om verschillende materialen te snijden. Als het gas niet zuiver is of de druk niet hoog genoeg is om een kleine stroom te veroorzaken, wordt de slak niet schoon geblazen en ontstaan er bramen.
Als het werkstuk bramen heeft, kunt u dit aan de hand van de volgende aspecten controleren:
1. Als de zuiverheid van het snijgas niet voldoende is, vervang het dan door hoogwaardig snijhulpgas.
2. Om te controleren of de focuspositie van de laser correct is, moet u een focuspositietest uitvoeren en deze aanpassen op basis van de focusoffset.
2.1 Als de focuspositie te ver naar voren ligt, neemt de warmteopname door het onderste uiteinde van het te snijden werkstuk toe. Wanneer de snijsnelheid en de hulpluchtdruk constant zijn, zijn het te snijden materiaal en het gesmolten materiaal nabij de spleet vloeibaar aan de onderkant. Het materiaal dat vloeit en na afkoeling smelt, hecht zich bolvormig aan de onderkant van het werkstuk.
2.2 Als de positie achterblijft. De warmteopname door het onderste uiteinde van het gesneden materiaal neemt af, waardoor het materiaal in de spleet niet volledig kan smelten en er scherpe en korte resten aan de onderkant van de plaat blijven plakken.
3. Als het uitgangsvermogen van de laser voldoende is, controleer dan of de laser normaal werkt. Zo ja, controleer dan of de uitgangswaarde van de laserbedieningsknop correct is en pas deze indien nodig aan. Als het vermogen te groot of te klein is, kan er geen goede snijsnede worden verkregen.
4. De snijsnelheid van de lasersnijmachine is te laag of te snel of te laag om het snijeffect te beïnvloeden.
4.1 Het effect van een te hoge lasersnijsnelheid op de snijkwaliteit:
Het kan ertoe leiden dat u niet kunt snijden en dat er vonken ontstaan.
Sommige gebieden kunnen worden afgesneden, maar sommige gebieden kunnen niet worden afgesneden.
Zorgt ervoor dat het gehele snijgedeelte dikker wordt, maar er ontstaan geen smeltplekken.
De snijsnelheid is te hoog, waardoor het vel niet op tijd gesneden kan worden. Er ontstaat een schuine streep in het snijgedeelte en er ontstaan smeltvlekken in de onderste helft.
4.2 Het effect van een te lage lasersnijsnelheid op de snijkwaliteit:
Hierdoor smelt de snijplaat te veel en wordt het snijgedeelte ruw.
De snijnaad zal dienovereenkomstig breder worden, waardoor het hele gebied bij de kleinere afgeronde of scherpe hoeken smelt en het ideale snijeffect niet kan worden bereikt. Een lage snij-efficiëntie beïnvloedt de productiecapaciteit.
4.3 Hoe kies ik de juiste snijsnelheid?
Aan de hand van de snijvonken kan de snelheid van de snijtoevoer worden beoordeeld: over het algemeen verspreiden de snijvonken zich van boven naar beneden. Als de vonken schuin staan, is de snijtoevoer te hoog;
Als de vonken niet verspreid, klein en samengebald zijn, betekent dit dat de snijsnelheid te laag is. Pas de snijsnelheid aan, het snijvlak vertoont een relatief stabiele lijn en er is geen smeltvlek op de onderste helft.
5. Luchtdruk
Bij het lasersnijproces kan de hulpluchtdruk de slak tijdens het snijden wegblazen en de warmte-beïnvloede zone van het snijproces afkoelen. Hulpgassen zijn onder andere zuurstof, perslucht, stikstof en inerte gassen. Voor sommige metalen en niet-metalen materialen wordt over het algemeen inert gas of perslucht gebruikt, wat kan voorkomen dat het materiaal verbrandt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het snijden van aluminiumlegeringen. Voor de meeste metalen materialen wordt actief gas (zoals zuurstof) gebruikt, omdat zuurstof het metaaloppervlak kan oxideren en de snij-efficiëntie kan verbeteren.
Wanneer de hulpluchtdruk te hoog is, ontstaan er wervelstromen op het oppervlak van het materiaal, waardoor het gesmolten materiaal minder goed kan worden verwijderd. Hierdoor wordt de spleet breder en het snijvlak ruw.
Bij een te lage luchtdruk kan het gesmolten materiaal niet volledig worden weggeblazen en zal de onderkant van het materiaal aan de slak blijven plakken. Daarom moet de hulpgasdruk tijdens het snijden worden aangepast om de beste snijkwaliteit te verkrijgen.
6. Als de machine langdurig draait, wordt deze instabiel. U moet de machine dan uitschakelen en opnieuw opstarten om hem rust te gunnen.
Ik denk dat u door bovenstaande instellingen aan te passen, eenvoudig een bevredigend lasersnij-effect kunt verkrijgen.
